Afgelopen woensdag zijn Eva en ik op pad gegaan naar Breda, om daar over ons project te spreken met onderwijskundige Paul Bloemen, dr. René Moelker en iemand met uitzendervaring. De naam van de laatste persoon zal in verband met veiligheidsredenen niet worden genoemd, maar is uiteraard wel bij ons bekend.
De persoon met uitzendervaring heeft de indruk dat enerzijds
ouderen niet veel op het internet te vinden zijn en weinig gebruik maken van
sociale media, maar dat dit wel een opkomend fenomeen is. Hij vertelde dat zijn
moeder de vorige dag zeventig was geworden en dat zij bijvoorbeeld ook gebruik
maakt van Facebook. Tegelijkertijd blijf je zien dat acceptgiro’s het goed
blijven doen bij ouderen. Ouderen reageren beter op papieren middelen en je mag
papier om die reden dan ook niet vergeten. Je ziet dat ze vaak best bereid zijn
om online informatie op te zoeken, maar als het gaat om het doneren zien ze
toch liever een acceptgiro, omdat ze daar vertrouwder mee zijn. Hulp voor Helden is dan ook bezig om zowel
hieraan rekenschap te blijven geven, alsook jongere generaties aan te trekken
en te stimuleren om bij te dragen in de vorm van donaties.
Ook met René Moelker hebben wij gesproken over onze
doelgroep en de mogelijk problematische aspecten van zo’n brede doelgroep als
degene die wij willen aanspreken, die zoveel verschillende generaties omspant.
Erg interessant, omdat hij door zijn onderzoek onder andere over het thuisfront best veel weet. Het belang van het benaderen van mensen op de militair heen werd door hem nogmaals
benadrukt. Bij andere goede doelen zie je namelijk ook dat het vaak vrienden en
familie van iemand zijn met een bepaalde aandoening of ziekte die doneren, niet
die mensen zelf, want die zitten er midden in.
"Defensie zit altijd een beetje op twee benen wat betreft nieuwe media. Enerzijds zien ze dat het een handig communicatiemiddel is en wordt het ook belangrijk gevonden om met de tijd mee te gaan, maar tegelijkertijd speelt de operationele veiligheid natuurlijk ook een erg belangrijke rol. Het gaat erom dat mensen bewust zijn van wat het medium doet en dat zij daar verstandig mee om gaan."
Strategie
De persoon met uitzendervaring benadrukte het belang van het
aansluiten bij Defensie-thema’s. Een voorbeeld hiervan is de campagne “je moet
het maar kunnen.” Dat sluit erg goed aan in de eigen kringen. Vóór deze
campagne was het ieder voor zich. De marine had toen een eigen campagne, de
luchtmacht, enzovoorts. Nu is er één campagne vanuit Defensie als geheel. Dat
blijft hangen en spreekt aan. Misschien behoort het tot de mogelijkheden dat
wij ook iets in een dergelijke richting doen.
René Moelker moest bij het horen van onze beschrijving van
het project direct denken aan het gebruiken van wat offline media, zoals het
tijdschrift Checkpoint. Dat is een tijdschrift voor veteranen, met een groot bestand aan abonnees (zo'n 140.000 mensen, waaronder ook nog actief dienende veteranen). Aan
dit tijdschrift zitten daarnaast ook een aantal websites vast. Daarmee sla je
dus eigenlijk twee vliegen in één klap. De heer Moelker noemde daarnaast als voorbeeld van
hoe het publicitair kan gaan Stichting Veteranenhond. Zij hanteerden oude
en nieuwe media en zochten een patroon die daaraan verbonden kon worden. Bij
hen was dat een belangrijk persoon binnen Defensie, die dan ook met de hond op de foto ging. Ons
project zal volgens de heer Moelker zeker kunnen rekenen op de sympathie-factor en is daarom ook
kansrijk.
"Het is een goed idee, met twee dagboekjes, een voor de militair en een voor thuis. Als je dat goed speelt, dan kan het momentum krijgen en dan kan je daaraan bijdragen."Het verhaal van de veteranenhond is een goed voorbeeld van hoe zoiets is gegaan. Om die reden zouden we dan ook kunnen vragen aan de mensen van Stichting Veteranenhond hoe zij het hebben aangepakt. Hun bekendheid is in twee jaar tijd enorm gegroeid.
Daarnaast kwam ter sprake dat je oude media niet mag
onderschatten. Nieuwe media zijn natuurlijk gemakkelijker, omdat je zelf iets
kan opzetten, maar het zou ook fijn zijn als we iets met oude media kunnen
doen. René Moelker gaf aan dat hij ons wel met een aantal mensen in contact zou
kunnen brengen wat betreft media.
De heer Moelker typeerde ons project als “action-research.” Hij
wou ons graag helpen met het wetenschappelijke gehalte van ons project en heeft
om die reden wat literatuur meegegeven die wij kunnen gebruiken. Er is veel
literatuur, maar je moet ook weten waar je moet zoeken. Een kernbegrip daarin
is het concept van de 'gulzige institutie'. De boekjes vormen daarin een brug,
tussen uitgezonden militair en thuisfront. Er volgt nog een specifieke blog, waarin
dat nader wordt uitgewerkt.
De persoon met uitzendervaring ziet de dagboekjes als een
trigger. Het ontvangen van zo'n setje triggert je om te schrijven,
“oh ja, dat is misschien wel handig”. Het is ook iets wat militair en thuisfront "samen" kunnen doen, doordat beiden een dagboekje ontvangen. Allicht helpt dit het schrijven te stimuleren. De mate waarin dit gebeurt is wel afhankelijk van
de faciliteiten die al aanwezig zijn in het kamp waar je je bevindt. Wanneer
alles er al is en je gebruik kunt maken van je laptop of iPad, dan kun je ook
digitaal een dagboek bijhouden en dat bijvoorbeeld mooi aankleden met foto’s.
Dan is die noodzaak tot schrijven met pen en papier minder aanwezig. Daar staat
wel tegenover dat het uitdelen van dagboekjes het gebruik ervan veel
toegankelijker maakt dan wanneer zelf dagboeken moeten worden aangeschaft.
"Als je ze aan honderd mensen uitdeelt, gebruikt misschien de helft ze maar. Die 50 man is echter nog een boel meer dan wanneer ze niet uitgedeeld zouden worden."
Het gaat om het besef. Voor het thuisfront is het ook een
soort ‘missie,’ en misschien is het voor hen nog wel zwaarder. Het tempo op de
missie zelf ligt namelijk erg hoog, je bent continu bezig. Voor het thuisfront
geldt dit niet. Daarvoor geldt dat diegene opeens alleen achterblijft, of
alleen met de kinderen, zonder dat continue bezig zijn en dat is erg zwaar. Als
je terugkomt moet je je dat ook beseffen. Degene die achterblijft moet weer
wennen aan degene die thuiskomt, vaak meer dan andersom. De eerste paar weken van de uitzending
ben je eigenlijk nog gewend aan degene die er niet meer is, en bij terugkomst
is het opnieuw wennen, omdat je dan juist gewend bent alles in je
eentje te doen.
Op de missie gaat altijd een zorgteam mee en vaak heb je ook
een buddy met wie je veel optrekt. In de eigen ervaring van de persoon met
uitzendervaring was de buddy ook erg belangrijk. Zij konden met elkaar van
gedachten wisselen, ook over het gemis van thuis.
Voor mensen die individueel op missie gaan in een internationale omgeving is
dat al veel moeilijker; je hebt niet de steun die je als Nederlandse eenheid
hebt en daarnaast heb je ook nog eens te maken met een taalbarrière. Defensie zorgt
er echter wel voor dat er dan iemand achterblijft die ‘buddy’ is van de uitgezonden militair. Deze persoon neemt regelmatig contact op met de militair op missie, houdt
dan de geestelijke gesteldheid in de gaten van degene die op uitzending is en
vraagt er regelmatig naar hoe het gaat. Tevens is hij of zij contactpersoon voor het thuisfront. Wanneer je als groep Nederlanders uitgezonden bent kan
je veel meer je verhaal kwijt bij collega's, want je zit dichter bij elkaar. Er wordt erg goed
gelet op de geestelijke gezondheid van de mensen die meegaan op de missie en
als het echt mis dreigt te gaan worden mensen soms ook terug naar huis
gestuurd. Dat zijn natuurlijk uitzonderingssituaties, maar het gebeurt wel.
Op uitzending vindt bovendien wekelijks een overleg met het
zorgteam plaats. Veel zaken zijn natuurlijk beroepsvertrouwelijk. Zo mag een
arts niet zomaar alles vertellen en heeft een geestelijke ook biechtgeheim,
maar het is wel een manier om in de gaten te houden hoe het met iedereen die op
missie is gaat. Zo kunnen de lijnen kort worden gehouden en kan er snel
gehandeld worden wanneer dat nodig is.
In de loop der jaren is de hele thuisfrontorganisatie is ook
steeds meer geprofessionaliseerd. Er zijn steeds meer vrijwilligers bij
betrokken geraakt. Tegelijkertijd is het natuurlijk ook heel raar dat
dergelijke organisaties die draaien op vrijwilligers nodig zijn. Defensie
steunt het thuisfront wel, maar helaas zijn er binnen defensie simpelweg de
mensen niet voor. Het drijft op vrijwilligers. Veel thuisfrontorganisaties
worden gerund door partners van uitgezonden militairen of veteranen en die zijn
erg enthousiast natuurlijk. Pluspunt daarvan is dat die mensen toch meer feeling met elkaar hebben omdat ze de situatie kennen en begrijpen.
Enthousiasme
We zijn erg blij met het enthousiasme waarmee we zijn begroet. Dat motiveert ons enorm om verder te gaan met dit project en er echt iets moois van te maken! Zo stelde René Moelker bijvoorbeeld voor om ons project misschien te gaan gebruiken als case bij een vak dat hij in het najaar geeft, Krijgsmacht en Media. Misschien is het zelfs een idee om zijn studenten verder te laten gaan met ons project. Met dergelijk enthousiasme zijn we natuurlijk erg blij, ook als het plan om ons project als case te gebruiken uiteindelijk toch niet mogelijk zou blijken te zijn. Het is erg mooi om met een dergelijk enthousiasme benaderd te worden en dat waarderen we dan ook enorm.
No comments:
Post a Comment