Friday 3 April 2015

Uitstapje Breda




Afgelopen woensdag zijn Eva en ik op pad gegaan naar Breda, om daar over ons project te spreken met onderwijskundige Paul Bloemen, dr. René Moelker en iemand met uitzendervaring. De naam van de laatste persoon zal in verband met veiligheidsredenen niet worden genoemd, maar is uiteraard wel bij ons bekend.

Doelgroep
De persoon met uitzendervaring heeft de indruk dat enerzijds ouderen niet veel op het internet te vinden zijn en weinig gebruik maken van sociale media, maar dat dit wel een opkomend fenomeen is. Hij vertelde dat zijn moeder de vorige dag zeventig was geworden en dat zij bijvoorbeeld ook gebruik maakt van Facebook. Tegelijkertijd blijf je zien dat acceptgiro’s het goed blijven doen bij ouderen. Ouderen reageren beter op papieren middelen en je mag papier om die reden dan ook niet vergeten. Je ziet dat ze vaak best bereid zijn om online informatie op te zoeken, maar als het gaat om het doneren zien ze toch liever een acceptgiro, omdat ze daar vertrouwder mee zijn. Hulp voor Helden is dan ook bezig om zowel hieraan rekenschap te blijven geven, alsook jongere generaties aan te trekken en te stimuleren om bij te dragen in de vorm van donaties. 

Ook met René Moelker hebben wij gesproken over onze doelgroep en de mogelijk problematische aspecten van zo’n brede doelgroep als degene die wij willen aanspreken, die zoveel verschillende generaties omspant. Erg interessant, omdat hij door zijn onderzoek onder andere over het thuisfront best veel weet. Het belang van het benaderen van mensen op de militair heen werd door hem nogmaals benadrukt. Bij andere goede doelen zie je namelijk ook dat het vaak vrienden en familie van iemand zijn met een bepaalde aandoening of ziekte die doneren, niet die mensen zelf, want die zitten er midden in.
"Defensie zit altijd een beetje op twee benen wat betreft nieuwe media. Enerzijds zien ze dat het een handig communicatiemiddel is en wordt het ook belangrijk gevonden om met de tijd mee te gaan, maar tegelijkertijd speelt de operationele veiligheid natuurlijk ook een erg belangrijke rol. Het gaat erom dat mensen bewust zijn van wat het medium doet en dat zij daar verstandig mee om gaan."

Strategie
De persoon met uitzendervaring benadrukte het belang van het aansluiten bij Defensie-thema’s. Een voorbeeld hiervan is de campagne “je moet het maar kunnen.” Dat sluit erg goed aan in de eigen kringen. Vóór deze campagne was het ieder voor zich. De marine had toen een eigen campagne, de luchtmacht, enzovoorts. Nu is er één campagne vanuit Defensie als geheel. Dat blijft hangen en spreekt aan. Misschien behoort het tot de mogelijkheden dat wij ook iets in een dergelijke richting doen.

René Moelker moest bij het horen van onze beschrijving van het project direct denken aan het gebruiken van wat offline media, zoals het tijdschrift Checkpoint. Dat is een tijdschrift voor veteranen, met een groot bestand aan abonnees (zo'n 140.000 mensen, waaronder ook nog actief dienende veteranen). Aan dit tijdschrift zitten daarnaast ook een aantal websites vast. Daarmee sla je dus eigenlijk twee vliegen in één klap. De heer Moelker noemde daarnaast als voorbeeld van hoe het publicitair kan gaan Stichting Veteranenhond. Zij hanteerden oude en nieuwe media en zochten een patroon die daaraan verbonden kon worden. Bij hen was dat een belangrijk persoon binnen Defensie, die dan ook met de hond op de foto ging. Ons project zal volgens de heer Moelker zeker kunnen rekenen op de sympathie-factor en is daarom ook kansrijk.
"Het is een goed idee, met twee dagboekjes, een voor de militair en een voor thuis. Als je dat goed speelt, dan kan het momentum krijgen en dan kan je daaraan bijdragen." 
Het verhaal van de veteranenhond is een goed voorbeeld van hoe zoiets is gegaan. Om die reden zouden we dan ook kunnen vragen aan de mensen van Stichting Veteranenhond hoe zij het hebben aangepakt. Hun bekendheid is in twee jaar tijd enorm gegroeid. 
Daarnaast kwam ter sprake dat je oude media niet mag onderschatten. Nieuwe media zijn natuurlijk gemakkelijker, omdat je zelf iets kan opzetten, maar het zou ook fijn zijn als we iets met oude media kunnen doen. René Moelker gaf aan dat hij ons wel met een aantal mensen in contact zou kunnen brengen wat betreft media.  
De heer Moelker typeerde ons project als “action-research.” Hij wou ons graag helpen met het wetenschappelijke gehalte van ons project en heeft om die reden wat literatuur meegegeven die wij kunnen gebruiken. Er is veel literatuur, maar je moet ook weten waar je moet zoeken. Een kernbegrip daarin is het concept van de 'gulzige institutie'. De boekjes vormen daarin een brug, tussen uitgezonden militair en thuisfront. Er volgt nog een specifieke blog, waarin dat nader wordt uitgewerkt.

Eigen ervaring persoon met uitzendervaring
De persoon met uitzendervaring ziet de dagboekjes als een trigger. Het ontvangen van zo'n setje triggert je om te schrijven, “oh ja, dat is misschien wel handig”. Het is ook iets wat militair en thuisfront "samen" kunnen doen, doordat beiden een dagboekje ontvangen. Allicht helpt dit het schrijven te stimuleren. De mate waarin dit gebeurt is wel afhankelijk van de faciliteiten die al aanwezig zijn in het kamp waar je je bevindt. Wanneer alles er al is en je gebruik kunt maken van je laptop of iPad, dan kun je ook digitaal een dagboek bijhouden en dat bijvoorbeeld mooi aankleden met foto’s. Dan is die noodzaak tot schrijven met pen en papier minder aanwezig. Daar staat wel tegenover dat het uitdelen van dagboekjes het gebruik ervan veel toegankelijker maakt dan wanneer zelf dagboeken moeten worden aangeschaft.
"Als je ze aan honderd mensen uitdeelt, gebruikt misschien de helft ze maar. Die 50 man is echter nog een boel meer dan wanneer ze niet uitgedeeld zouden worden."
Het gaat om het besef. Voor het thuisfront is het ook een soort ‘missie,’ en misschien is het voor hen nog wel zwaarder. Het tempo op de missie zelf ligt namelijk erg hoog, je bent continu bezig. Voor het thuisfront geldt dit niet. Daarvoor geldt dat diegene opeens alleen achterblijft, of alleen met de kinderen, zonder dat continue bezig zijn en dat is erg zwaar. Als je terugkomt moet je je dat ook beseffen. Degene die achterblijft moet weer wennen aan degene die thuiskomt, vaak meer dan andersom. De eerste paar weken van de uitzending ben je eigenlijk nog gewend aan degene die er niet meer is, en bij terugkomst is het opnieuw wennen, omdat je dan juist gewend bent alles in je eentje te doen. 

Op de missie gaat altijd een zorgteam mee en vaak heb je ook een buddy met wie je veel optrekt. In de eigen ervaring van de persoon met uitzendervaring was de buddy ook erg belangrijk. Zij konden met elkaar van gedachten wisselen, ook over het gemis van thuis. Voor mensen die individueel op missie gaan in een internationale omgeving is dat al veel moeilijker; je hebt niet de steun die je als Nederlandse eenheid hebt en daarnaast heb je ook nog eens te maken met een taalbarrière. Defensie zorgt er echter wel voor dat er dan iemand achterblijft die ‘buddy’ is van de uitgezonden militair. Deze persoon neemt regelmatig contact op met de militair op missie, houdt dan de geestelijke gesteldheid in de gaten van degene die op uitzending is en vraagt er regelmatig naar hoe het gaat. Tevens is hij of zij contactpersoon voor het thuisfront. Wanneer je als groep Nederlanders uitgezonden bent kan je veel meer je verhaal kwijt bij collega's, want je zit dichter bij elkaar. Er wordt erg goed gelet op de geestelijke gezondheid van de mensen die meegaan op de missie en als het echt mis dreigt te gaan worden mensen soms ook terug naar huis gestuurd. Dat zijn natuurlijk uitzonderingssituaties, maar het gebeurt wel. 

Op uitzending vindt bovendien wekelijks een overleg met het zorgteam plaats. Veel zaken zijn natuurlijk beroepsvertrouwelijk. Zo mag een arts niet zomaar alles vertellen en heeft een geestelijke ook biechtgeheim, maar het is wel een manier om in de gaten te houden hoe het met iedereen die op missie is gaat. Zo kunnen de lijnen kort worden gehouden en kan er snel gehandeld worden wanneer dat nodig is.

In de loop der jaren is de hele thuisfrontorganisatie is ook steeds meer geprofessionaliseerd. Er zijn steeds meer vrijwilligers bij betrokken geraakt. Tegelijkertijd is het natuurlijk ook heel raar dat dergelijke organisaties die draaien op vrijwilligers nodig zijn. Defensie steunt het thuisfront wel, maar helaas zijn er binnen defensie simpelweg de mensen niet voor. Het drijft op vrijwilligers. Veel thuisfrontorganisaties worden gerund door partners van uitgezonden militairen of veteranen en die zijn erg enthousiast natuurlijk. Pluspunt daarvan is dat die mensen toch meer feeling met elkaar hebben omdat ze de situatie kennen en begrijpen.
Enthousiasme
We zijn erg blij met het enthousiasme waarmee we zijn begroet. Dat motiveert ons enorm om verder te gaan met dit project en er echt iets moois van te maken! Zo stelde René Moelker bijvoorbeeld voor om ons project misschien te gaan gebruiken als case bij een vak dat hij in het najaar geeft, Krijgsmacht en Media. Misschien is het zelfs een idee om zijn studenten verder te laten gaan met ons project. Met dergelijk enthousiasme zijn we natuurlijk erg blij, ook als het plan om ons project als case te gebruiken uiteindelijk toch niet mogelijk zou blijken te zijn. Het is erg mooi om met een dergelijk enthousiasme benaderd te worden en dat waarderen we dan ook enorm.

No comments:

Post a Comment